woensdag 25 april 2012

Over Genesis en zelfgemaakte methodes

Beter gezind dan ooit stapte ik vandaag uit bed. Voor het eerst sinds mijn verblijf hier in Nederland stond er een stralende zon aan de hemel. Daardoor keek ik zelfs een beetje uit naar de lange wandeling naar de hogeschool.

Deze keer kwam ik goed voorbereid aan. Ik moest niet meer al te lang zoeken naar het juiste lokaal en ik had mijn huiswerk gemaakt. Iedereen uit de klas moest tegen vandaag Genesis, het eerste boek uit de Bijbel, gelezen hebben. Tijdens het lezen van dit boek was ik toch wel af en toe verbaasd. Er is zoveel te vinden in dit boek. Ondanks het feit dat ik jarenlang godsdienst heb gevolgd, zijn er heel wat verhalen waarvan ik nog nooit gehoord had. Bovendien bevatten deze verhalen soms ook heel wat minder fraaie elementen. Incest, jaloezie, broedermoord, verraad en onheuse behandeling van vrouwen zijn schering en inslag.

Gelukkig is de leerkracht Bijbel in cultuur en literatuur een man met een erg open geest. Tijdens de les mogen we ongegeneerd onze mening spuien. Als we het ergens niet mee eens zijn of als we een passage echt afschuwelijk vinden kan dit gewoon in de les besproken worden.

Verder trekken we in deze les ook lijnen naar hedendaagse literatuur. Gedichten en teksten van Maarten Biesheuvel, Hendrik Marsman, Hubert Lampo en Wilfred Owen passeerden de revue.

Bij het bespreken van enkele passages werd een interessante werkvorm gebruikt. Over de motieven en het karakter van Jozef van Egypte – die ik een onuitstaanbaar arrogante man vind – raakten we het niet echt eens. Daarom werden er leerlingen aangeduid die advocaat van Jozef moesten spelen en zijn beweegredenen moesten verdedigen. Anderen moesten dan weer opkomen voor de bevolking van Egypte. Dit was een erg goede manier om een discussie te leiden en om ons meer inzicht in de gedachten van personages te geven.

Ondanks het feit dat de dingen de we tijdens deze lessen geleerd hebben weinig bruikbaar zijn in een klas, waren de lessen echt wel interessant. De geziene stof was eigenlijk best wel moeilijk en vergde heel wat inspanningen. We moesten echt diep graven in onze kennis over verhaalanalyse en symboliek. Voor de meeste middelbare schoolkinderen is dit allicht een brug te ver. Bovendien is de Bijbel ook een onderwerp dat bij ons in België veel minder aan bod komt. Toch heb ik heel wat bijgeleerd uit deze lessen.

De volgende les op het programma was vakdidactiek Nederlands. Naar deze les keek ik bijzonder uit. De studenten moesten immers een deel van een project voorstellen. De leerlingen moeten in groepjes een deel van een eigen methode Nederlands uitwerken. In dit deel moeten alle aspecten van het Nederlands – lezen, schrijven, luisteren, kijken, spreken, taalbeschouwing en literatuur – verwerkt worden. Ik vond het wel interessant om te bekijken hoe de studenten hier een dergelijke opdracht aanpakken.

Wat me meteen opviel, was het feit dat de studenten hier amper geïntegreerd werken. Heel vaak geven ze gewoon spraakkunst, literatuur of taalvaardigheid op zich, zonder echt onderlinge linken te leggen.

Ook inductief werken is iets wat hier weinig voorkomt. Dat is ook niet verwonderlijk als je weet dat de studenten deze term vorige week maar voor de eerste keer gehoord hebben.

Van de ideeën van de studenten heb ik eigenlijk niet echt iets nieuws opgestoken. Vaak kwamen ze met ideeën die wij zouden afkeuren omdat ze niet inductief, geïntegreerd of levensecht genoeg zijn.

En toen was het tijd voor afscheid van mijn medestudenten Nederlands. Ondanks het feit dat we elkaar niet zo vaak gezien hebben vond ik het wel leuk bij hen. En samen met het gemoed veranderde het weer ook mee. Begeleid door een regenbui trok ik weer naar huis.

En nu op naar morgen, de les geschiedenis van het Midden Oosten.